Meer bedden lijkt de oplossing, maar dat is het niet

Meer bedden lijkt de oplossing, maar dat is het niet

Omgaan met ‘verwarde personen’ vraagt om meer dan de simpele roep om gesloten bedden.

Het was geen vredige pre-Kerstweek voor de ‘verwarde personen’ van Nederland. Vorige week dinsdag noemde de Rotterdamse korpschef hen ‘gevaarlijker dan terroristen’, vrijdag ging EenVandaag los op ‘gevaar’ en zondag reageerde de burgemeester van Appelscha heftig na een incident. Erik Akerboom, de nationale korpschef, was nog het meest opbouwend in dit mediageweld. Hij wil naast iedere wijkagent een ggz-professional. Hoe erg is het nu echt?

Aantal meldingen

In bijna elke uitspraak over ‘verwarde personen’ wordt het totale aantal meldingen (75 duizend in 2016 en ongetwijfeld meer in 2017) gekoppeld aan ernstige incidenten én vermeende bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg – vooral op bedden in klinieken. De conclusie is simpel: breng de gesloten bedden terug en de straten worden weer veilig.
Inderdaad, het aantal meldingen loopt al jaren op en dat legt een forse druk op de politie. Die druk moet omlaag. Een passende strategie vraagt om feiten en oorzaken. Iets meer dan 45 procent van alle ‘verwarde personen’-meldingen gaat over mensen met psychische stoornissen. Slechts 10 procent van de toename van meldingen is te verklaren uit de afname van ggz-bedden. De ‘bezuinigingen’ in de ggz zijn vooral ‘veranderingen van geldstromen’: minder geld voor de grote klinieken, meer voor ambulante hulp dichter bij huis.

Hetzerig

Nog een paar feiten: Nederland is vice-Europees-beddenkampioen (na België). De 20 procent bedden die de laatste vijf jaar verdwenen, waren nauwelijks voor mensen met acuut gevaarlijk gedrag. Het waren ‘langdurige zorg’-bedden waarop mensen verbleven die het met passende hulp ook buiten kunnen redden. Bovendien is er meer aan de hand. Denk aan die 55 procent ‘verwarden’ met andere problematiek. Maar ook aan de economische crisis die veel kwetsbare mensen hard heeft getroffen, de verminderde toegankelijkheid van allerlei zorg en een lagere drempel voor burgers om de politie te bellen.

Die oorzaken worden zelden genoemd, de berichtgeving rond ‘verwarde personen’ is hetzerig en gericht op uitsluiting. Welnu: als we de klinieken weer openen, kan er nog minder geld naar ambulante en preventieve zorg voor kwetsbare mensen. Nu al gaat ruim 60 procent van het ggz-geld naar ca. 30 duizend ‘bedden’ en wordt de overige 40 procent verdeeld over 900 duizend mensen die ggz-zorg buiten klinieken krijgen. Concreet: bij 1.500 ‘dure’ of 3.500 ‘goedkope’ bedden minder, kunnen we op iedere 5.000 Nederlanders naast de wijkagent de verpleegkundige inzetten.

Meer bedden kan ook: terug naar de 19de eeuw, toen in grote klinieken ‘verwarde personen’ zonder passende zorg samen opgesloten zaten. De deur was dicht en ‘dus’ was de samenleving ‘veilig’. Dit uitsluitingsmodel is mogelijk aantrekkelijk, tot u zelf last krijgt van psychische problemen, of op een ander manier de grip op uw leven kwijt raakt. Dan wilt u graag snelle, laagdrempelige hulp dicht bij huis, op school, uw werkplek of in de buurt. Ook de politie, andere zorgprofessionals, docenten, werkgevers en buren staan dan met lege handen: dankzij bedden zijn consultatie en preventie onbetaalbaar.

De gezagsdragers die vorige week niet-onderbouwde uitspraken deden over ‘verwarden’ staan onder druk – er is serieus wat aan de hand. Bedden lijken de oplossing, maar zijn het niet, zo leert de geschiedenis. Als we echt passende hulp willen voor veel Nederlanders, dan zijn klinieken slechts een onderdeel van het aanbod naast andere vormen van hulp. De geestelijke gezondheidszorg kan en moet daarin stappen zetten, in de richting van korpschef Akerboom en anderen. Maar dat kan alleen als we Nederland niet in blinde paniek terugslingeren van de 21ste naar de 19de eeuw.

Bauke Koekkoek is crisisdienstverpleegkundige, lector, en auteur van Verward in Nederland.

Bron: de Volkskrant, 28 december 2017 | Link naar artikel